*Het beroep van barbier is één van de oudste sinds het bestaan van de mens.*
*Het is zelfs zo dat rond het jaar 1200 een barbier meer bekend was als “
Barbier – Chirurgijn “*
*Deze trok voornamelijk rond van dorp naar dorp en hij was niet alleen welkom om de haren van de dorpelingen te Kortwieken.
Behalve scheren en knippen verbonden ze wonden,sneden abcessen weg
en pasten ze reeds lang vergeten behandelwijzen als aderlaten en het
plaatsen van bloedzuigers toe.
In het westen van de Verenigde Staten trokken kappers nog in de 19e eeuw tanden en kiezen.
Een barbier in St. Louis plaatste nog bloedzuigers in 1913.* *Wanneer
zij aankwamen, bezochten zij meestal de plaatselijke herberg alwaar zij zich installeerden.
Om de dorpelingen toch te kennen te geven dat “ Den Barbier “ in
het dorp was werd er de al ongekende kapperspaal voor de herberg gezet.* *Deze diende niet enkel als herkenningspunt maar was in de eerste plaats bedoeld om de, meestal bebloede zwachtels, na het wassen te drogen te
hangen.*
*De kapperspaal werd steeds in dezelfde kleuren geschilderd. Spiraalsgewijs was deze rood, wit en blauw. Wit staat voor de steriliteit waarin werd gewerkt, rood voor et bloed dat er tijdens de aderlatingen e.d. vloeide en blauw staat waarschijnlijk voor de kleur van de adel.* *Want ook zij, die van adel waren, maakten gretig gebruik van de diensten van de barbier-chirurgijn.* *Na het verdwijnen van zijn taak als chirurgijn bleef de kapperspaal bestaan, het werd hèt herkenningspunt van de plaatselijke kapper. *
DE BARBIER
In een drukke kapsalon hoor je wel eens de vraag: “Hoe oud is eigenlijk het kappersvak?”
Het kappersvak is. zoals de meeste ambachtelijke werkvormen, heel oud. In de Egyptische pyramiden zijn vondsten gedaan, die wezen op het bestaan van herenkappers. Ook uit de tijd van de oude Grieken en van het Romeinse Rijk is bekend dat de kappers bestonden, hoewel het daar slaven waren.
In het simpele agrarische West-Europa duurde het echter vele eeuwen voordat van enige welvaart sprake was. In de middeleeuwen kwam er enige opleving op het gebied van kappers, die toen nog barbieren werden genoemd. Zij waren buiten het scheren en op bescheiden schaal ook het haarknippen, chirurgijns, d.w.z. dokters voor het volk.
Later, toen erdoor het oprichten van universiteiten, meer echte dokters kwamen en de barbier-chirurgijns verboden werd om de geneeskunde uit te oefenen, verviel de barbier in en armoedig bestaan, doordat hij alleen nog in komsten had uit het knippen en scheren. Tot halverwege vorige eeuw kwam het grootste deel van zijn bestaan uit het scheren.
De beter gesitueerde klant bezocht de barbier elke dag voor een scheerbeurt. Hij had een soort abonnement en in de grote kapperskast waren vele laden, onderverdeeld in vakken, waarin de eigen scheerspullen van de klant werden opgeborgen. Er bestond toen een speciale band tussen de klant en de barbier, een klantenkring was tevens een vriendenkring.
Er waren vele scheermessen, aangepast aan de baard van de klant. Want de niet zo kapitaalkrachtigen kwamen slechts tweemaal per week voor hun scheerbeurt. Zij hadden natuurlijk een veel zwaardere baard en bovendien waren er ook klanten die zich het scheren maar één keer in de week konden veroorloven. Iedere groep had andere doekjes, scheerbekken enz. Het scheerbekken werd vooral gebruikt voordat men de kwast kende. Het werd onder de kin tegen het gezicht gehouden, zodat het gezicht makkelijk nat gemaakt kon worden. De rijkste klantengroep had soms een zilveren scheerbekken en als de klant goed bij kas was, had hij een eigen bekken met zijn naam erin gegraveerd.
De moderne herenkapper in zijn goed uitgeruste salon kijkt met nostalgie terug op de geschiedenis van zijn vak in de voorbijgesnelde eeuwen.
De Scheerbaas.
Hinderk zit in stoul bie scheerboas. Terwiel scheerboas hom inzaipt verteld Hinderk over zien problemen: hai ken zien waangen nooit goud glad kriegen. Scheerboas: "Den heb ik wat veur joe", hai krigt n holten knikker van n plaankie, "dou dizze mor achter de koezen". Hinderk dut knikker in de mond en scheerboas gaait aan t scheren, ‘t gaait meroakel, waangen worren glad as nooit eerder. Hinderk: "En wat as ik hom deursloek?. Scheerboas: "Din bringen ie hom overmörgen weer, net as aal aandern doan hebben...